Nederlands negen

Liam: -- Hallo, Emma. Hoe gaat het met jij vandaag?   Emma: -- Hoi, hoi, Liam. Ja, het is prima met mij vandaag. Ik ben nu aan het eten.   Liam: -- Wat eet je, Emma? Ik heb ook honger.  Emma: -- Ik weet het niet. Mijn moeder ben nu het eten aan het koken.   Liam: -- Ja, jouw moeder weet om te koken. Ik houd van haar eten.   Emma: -- Dat is goed. Als je wilt kan je hier kommen.   Liam: -- Nu? Voor het eten?   Emma: -- Ja, wij kunnen samen eten.   Liam: -- Ja, dat is een goed idee. Maar ik weet niet als ik kan kommen.   Emma: -- Nee, mijn moeder is klaar met koken. Ik ben nu aan het eten, Liam.   Liam: -- Wat eet je dan?   Emma: -- Ik eet kip met eieren.   Liam: -- Hoeveel eieren eet je dan? Je zegt dat je eieren eet.   Emma: -- Ik eet drie eieren.   Liam: -- Drie eieren? Is dat niet te veel?   Emma: -- Waarom zeg jij dat? Waarom denk jij dat, Liam?   Liam: -- Naar ik eet, eet ik een ei. Allen een ei. Je eet te veel eieren.  Emma: -- Nee, ik eet niet te veel eieren. Je eet te weinig eieren.   Liam: -- Misschien??? Hoeveel kip eet je dan? Ik eet te veel kip denk ik. Ik wil vegetariër blijven.   Emma: -- Waarom wil je dat? Ik houd van vlees!! Ik houd van vlees te veel.  Liam: -- Ja, ik weet. Maar het is niet zowel gezond.